Edwin Kroon RB

  • Register Belastingadviseur

"Voor zeer persoonlijke dienstverlening aan zelfstandige ondernemers, vrije beroepsbeoefenaren, verenigingen, stichtingen en particulieren."

SRA-Nieuwsbrief 3e kwartaal 2010

1. Ex-echtgenoten niet aansprakelijk voor elkaars belastingschulden

'Scheiden doet lijden'. Het wordt echter helemaal wrang als u na een echtscheiding geconfronteerd wordt met schulden van uw ex-echtgeno(o)t(e). Dat overkwam een vrouw die door de Belastingdienst voor de helft aansprakelijk werd gesteld voor de nog onbetaalde belasting- en premieschulden van haar ex-man. De vrouw liet het hier echter niet bij zitten en begon een proces tegen de aansprakelijkstelling. Uiteindelijk besliste de Hoge Raad dat de vrouw niet aansprakelijk gesteld kon worden.

Wat voorafging
De vrouw was tot april 2004 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met een rijschoolhouder. In juni 2004 doet de vrouw afstand van de huwelijksgoederengemeenschap. Haar ex-man heeft, over de jaren 1996 tot en met 2002, een belasting- en premieschuld opgebouwd van in totaal € 68.475. Als in 2006 blijkt dat de schuld niet meer bij de man te verhalen is, wordt de vrouw door de Belastingdienst voor de helft van de belastingschulden aansprakelijk gesteld. Zowel de rechtbank als het hof in ’s-Gravenhage beslist dat de vrouw niet aansprakelijk gesteld kan worden. Ditmaal laat de staatssecretaris van Financiën het er niet bij zitten en stelt beroep in cassatie in.

In het Burgerlijk Wetboek is de aansprakelijkheid geregeld voor huishoudelijke schulden. In artikel 1:85 BW is bepaald dat echtgenoten aansprakelijk zijn voor verbintenissen die zijn aangegaan 'ten behoeve van de gewone gang van de huishouding'. Volgens de staatssecretaris behoren aanslagen inkomstenbelasting tot deze kosten.

De Hoge Raad
De Hoge Raad besliste echter anders: belastingen die worden geheven naar het inkomen (zoals de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie ziekenfondswet) behoren niet tot uitgaven 'ten behoeve van de gewone gang van de huishouding'. Betaling van deze belastingschulden strekt namelijk tot voldoening aan wettelijke verplichtingen tegenover de overheid. Hierna resteert vrij besteedbaar inkomen dat kan worden aangewend voor uiteenlopende doeleinden, al dan niet voor de gewone gang van de huishouding.

Klein addertje onder het gras
Niet duidelijk is of deze uitspraak ook ziet op andere belastingsoorten, omdat de Hoge Raad in zijn uitspraak alleen verwijst naar belastingen die worden geheven over het inkomen.

Wat betekent dit voor de praktijk?
Is de huwelijksgoederengemeenschap beëindigd en wordt u in de toekomst door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld voor de inkomstenbelastingschuld van uw ex-man of -vrouw, dan kunt u zich beroepen op dit arrest. Wilt u het arrest nog eens op uw gemak nalezen, dan kan dit op www.rechtspraak.nl (Hoge Raad, 21-5-2010, nr. 09/01929).

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

2. Hoe gaat de fiscus om met de afkoop van een lijfrente?

Heeft u een lijfrente afgesloten om zo te sparen voor uw oude dag, dan is de premie of de storting op een lijfrentespaarrekening tot op zekere hoogte jaarlijks fiscaal aftrekbaar. De hoogte hangt onder andere af van uw pensioenaangroei. De uitkeringen die u later hieruit ontvangt, zijn dan belast. Stel nu dat u het geld nodig heeft en u besluit om de lijfrente af te kopen?

Afkoop van een lijfrente
Een van de voorwaarden die gesteld worden aan een lijfrente is dat de aanspraak niet mag worden afgekocht. Doet u dit wel, dan is de hele afkoopsom belast en bent u ook nog eens 20% revisierente verschuldigd. Uitgangspunt hierbij is meestal de waarde van de polis. Dit klinkt nogal onredelijk als u in het verleden niet altijd de lijfrentepremies hebt afgetrokken. Daarom heeft minister De Jager van Financiën nu een aantal goedkeuringen afgegeven. Bovendien geldt een gunstige regeling voor de afkoop van kleine lijfrentes.

Goedkeuring voor niet-afgetrokken premies tot en met 2008
Heeft u in 2008 of in de jaren daarvoor premies betaald, maar deze niet in aftrek gebracht in de aangifte inkomstenbelasting, dan komen deze premies in mindering op de afkoopsom. Dit heet de saldomethode. Deze mogen dus aan u worden uitgekeerd zonder dat u daarover belasting en revisierente betaalt. Wel geldt als voorwaarde dat u aannemelijk maakt dat u de betaalde premies of inlegbedragen ook werkelijk niet heeft afgetrokken.

Goedkeuring voor niet-afgetrokken premies vanaf 2009
Ook als u in 2009 of in latere jaren niet alle door u betaalde lijfrentepremies of stortingen op de lijfrentespaarrekening in aftrek hebt gebracht, komen deze in mindering op de afkoopsom. Wel geldt hier een begrenzing van maximaal € 2.269 per jaar. Dit heet de (beperkte) saldomethode.

Uitzondering op de begrenzing
Op de begrenzing van maximaal € 2.269 per jaar maakt de minister nog één jaar een uitzondering. De uitzondering is voor pré-Brede Herwaarderingslijfrenten (lijfrenten afgesloten vóór 1 januari 1992) en voor Brede Herwaarderingslijfrenten (lijfrenten afgesloten vanaf 1 januari 1992 tot en met 31 december 2000). Voor deze lijfrenten geldt de begrenzing pas vanaf 2010.

Let op: afkoop kleine lijfrente
Als u een lijfrente of -spaarrekening in één keer laat uitbetalen en de waarde in het economische verkeer hiervan is € 4.146 (2010) of minder, dan bent u geen revisierente verschuldigd. Bovendien mag u rekening houden met premies die u in het verleden niet in aftrek hebt gebracht.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

3. Werkkostenregeling: aanpassen van bestaande arbeidsvoorwaarden

In de vorige nieuwsbrief heeft u kunnen lezen dat de werkkostenregeling het huidige systeem van de (vrije) vergoedingen en verstrekkingen in de loonsfeer gaat vervangen. Als werkgever heeft u nog drie jaar de tijd om te kiezen voor de werkkostenregeling of voor handhaving van het huidige systeem. Voordat u kiest voor de werkkostenregeling, zult u in de meeste gevallen ook bestaande arbeidsvoor-waarden moeten aanpassen. Maar kan dit zomaar en waar moet u rekening mee houden?

Arbeidsvoorwaarden zijn in de praktijk meestal opgenomen in een arbeidsovereenkomst, in een afzonderlijke regeling (zoals een arbeidsvoorwaardenhandboek) of in een cao.

Wijzigen van bestaande arbeidsvoorwaarden
U mag als werkgever niet zomaar de arbeidsvoorwaarden wijzigen. Samen met uw werknemer zult u tot een akkoord moeten komen. Daarbij is het belangrijk dat uw werknemer vrijwillig en uitdrukkelijk instemt met de aanpassing van zijn arbeidsvoorwaarden. Hij moet de tijd krijgen om over de wijziging na te denken en eventueel juridisch advies in te winnen. Het is verstandig om een en ander schriftelijk vast te leggen en dit ook gezamenlijk te ondertekenen.

Eenzijdig wijzigingsbeding
Misschien heeft u in de arbeidsovereenkomst of in een afzonderlijke regeling een eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen. Zo’n beding is geen vrijbrief om de arbeidsvoorwaarden zonder overleg te wijzigen. Ook hier zult u eerst moeten proberen om samen met uw werknemers tot een akkoord te komen. U mag namelijk alleen de arbeidsvoorwaarden wijzigen met een beroep op het eenzijdig wijzigingsbeding als er sprake is van een ‘zwaarwichtig’ belang. Het bedrijf heeft bijvoorbeeld te kampen met bedrijfseconomische problemen. Het is maar de vraag of de werkkostenregeling zo’n reden is.

Overleg met de ondernemingsraad
Heeft u vijftig werknemers of meer, dan is een ondernemingsraad verplicht. De ondernemingsraad heeft het recht om over bepaalde besluiten van de werkgever advies uit te brengen. Over bepaalde onderwerpen heeft de raad echter ook een instemmingsrecht. Deze onderwerpen zijn expliciet opgenomen in de Wet op de Ondernemingsraden. Hieruit blijkt dat de raad geen instemmingsrecht heeft over bijvoorbeeld onkostenvergoedingen en dus wellicht ook niet over uw keuze voor de werkkostenregeling.

Toch luidt ook hier het advies: voer overleg met de ondernemingsraad om zo samen tot een akkoord te komen! Als de ondernemingsraad instemt met de wijziging van de arbeidsvoorwaarden, creëert u meer draagvlak binnen het bedrijf en zal een rechter eerder oordelen dat er inderdaad sprake is van een ‘zwaarwichtig’ belang.

Arbeidsvoorwaarden in een CAO
Geldt binnen uw bedrijf een bedrijfstak-cao, dan zijn u en uw werknemers hier volledig aan gebonden. Dit betekent dat uw keuzeruimte beperkt is. Soms is er sprake van een minimum-cao, waardoor bepaalde arbeidsvoorwaarden mogen afwijken. Afwijking is alleen toegestaan als dit in het voordeel van de werknemer is.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

4. Belastingbesparing met ouderlijke woning voorbij

Vanaf dit jaar is een mooie belastingbesparing verleden tijd. De vernieuwde successiewet heeft met ingang van 1 januari 2010 een einde gemaakt aan de zogeheten vruchtgebruikconstructie waarbij ouders op een voordelige manier hun huis, bij leven, konden overdragen aan hun kinderen. 

Vruchtgebruikconstructie
De vruchtgebruikconstructie is een overeenkomst tussen ouders en hun kind(eren) waarbij de ouders het huis alvast overdragen aan hun kind(eren), maar er toch in blijven wonen. De ouders krijgen in deze overeenkomst het ‘vruchtgebruik’ over het huis, de kinderen het ‘bloot eigendom’. Wanneer de ouders overlijden, krijgen de kinderen het volle eigendom over het huis, dus inclusief het vruchtgebruik. De belastingbesparing zit hem in het feit dat de fiscus successierecht berekent over de waarde van het huis op het moment van overdracht, toen het huis lager in waarde was, in plaats van het moment van overlijden, waarbij het huis vaak flink in waarde is gestegen.

De nieuwe regeling vanaf 2010
Voor de vernieuwde successiewet geldt nu de waarde van de woning op het moment van overlijden. Het belastingvoordeel van de constructie, waarbij de kinderen niet hoeven af te rekenen over de waardestijging van het huis, vervalt dus. Wel kunnen de kinderen de overdrachtsbelasting en de schenkbelasting die zij destijds bij de overdracht van het huis hebben betaald, in mindering brengen op de verschuldigde erfbelasting.

Geen coulance van de minister
Enkele particulieren die een vruchtgebruikconstructie zijn aangegaan, hebben de minister verzocht om een tegemoetkoming. Helaas komt de minister niet met een compensatie of overgangsregeling voor in het verleden aangegane vruchtgebruikconstructies met de ouderlijke woning.

Schadebeperking
Met uw SRA-Adviseur kunt u diverse manieren bespreken om de toekomstige financiële schade binnen de perken te houden. Een daarvan is dat de ouders hun vruchtgebruik aan de kinderen verkopen. De kinderen worden dan volledig eigenaar en de ouders huren de woning tegen een zakelijke huurprijs. Er moet wel een notariële akte worden opgemaakt en er is 6% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

5. Terugkeerders naar de eenmanszaak, opgelet!

De Hoge Raad heeft onlangs een belangrijke uitspraak gedaan over de geruisloze terugkeer uit de bv en de behandeling van de fiscale oudedagsreserve.

Sparen voor de oudedagsvoorziening
Ondernemers in de inkomstenbelasting, zoals eenmanszaken, vof’s en maatschappen, mogen van de fiscus sparen voor hun oudedagsvoorziening met de fiscale oudedagsreserve (for). Over dat bedrag hoeft u voorlopig geen belasting te betalen: u krijgt daarvoor uitstel van betaling. De voorwaarden zijn simpel: u moet voldoen aan het urencriterium en u bent aan het begin van het kalenderjaar nog geen 65 jaar.

U mag over een kalenderjaar 12% van de winst, met in 2010 een maximum van € 11.811, aftrekken van de winst en toevoegen aan de reserve. U mag echter niet méér toevoegen dan het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het jaar de stand van de oudedagsreserve bij het begin van het jaar te boven gaat.

Omzetting for in lijfrente
Voor het bedrag van de for mag altijd een lijfrente bedongen worden bij een verzekerings-maatschappij. De oudedagsreserve neemt af met het bedrag dat is bedongen voor de lijfrente. Het bedrag van de afname wordt in de winst opgenomen en is dus belast. Tegenover deze belastingheffing staat vanwege de omzetting in een lijfrente, een even grote aftrekbare lijfrentepremie.

Lijfrente bij de eigen bv
Wanneer u het bedrijf beëindigt, moet u alsnog met de fiscus afrekenen over de for. Deze heffing kunt u uitstellen door een lijfrente te kopen, ook weer bij een verzekeraar. Brengt u uw bedrijf in een eigen bv in, dan mag u de lijfrente bij de eigen bv bedingen. De bv krijgt dan een lijfrenteverplichting die elk jaar hoger wordt (oprenting). De jaarlijkse oprenting vormt een aftrekbare kostenpost bij de bv.

Geruisloze terugkeer uit de bv
Geruisloze terugkeer naar een eenmanszaak betekent dat alle activa en passiva van de bv voor de boekwaarde overgaan en dat de fiscus de boekwinsten buiten beschouwing laat. Een reden voor geruisloos terugkeren vanuit de bv naar de eenmanszaak kan bijvoorbeeld zijn dat de winst van de bv te laag is geworden.

Extra toevoeging bij terugkeer
In de nieuwe eenmanszaak mag u een extra toevoeging aan de for doen. De Hoge Raad stond voor de vraag of de toevoeging beperkt moest blijven tot het bedrag ten tijde van de inbreng in de bv, waarbij over de aangroei van de lijfrente inkomstenbelasting zou moeten worden betaald, of dat het bedrag van de zogeheten opgerente lijfrenteverplichting mag worden toegevoegd. De hoogste rechter heeft uiteindelijk beslist dat de ondernemer de hele lijfrenteverplichting bij terugkeer uit de bv extra mag toevoegen aan de for. U hoeft dus nog niet af te rekenen over de aangroei van de lijfrente tijdens de bv-periode!

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

6. Geld lenen aan en van de bv: wat is verstandig?

Het komt regelmatig voor dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) geld leent van zijn besloten vennootschap (bv). De omgekeerde situatie komt echter ook voor: een lening van de dga aan zijn bv. In beide gevallen is het erg belangrijk dat de lening op de gangbare zakelijke voorwaarden is afgesloten.

Zakelijke voorwaarden
Wanneer de lening keurig volgens de fiscale spelregels is opgesteld, is er een schriftelijke overeenkomst tussen de dga en zijn bv. In deze overeenkomst zijn een aflossingsschema en een reëel rentepercentage opgenomen. Uw SRA-Adviseur kan u helpen met het opstellen van een zakelijke overeenkomst.

Inkomensboxen
Een dga die als aandeelhouder geld leent aan of van zijn bv, krijgt te maken met box 1 en box 3. Bij geld lenen aan de bv is de zogeheten terbeschikkingstellingsregeling van box 1 van toepassing. De rente op de geldlening wordt in deze box progressief belast. Bij geld lenen van de bv zijn meestal de regels van box 3 van toepassing.

Informele kapitaalverstrekking
Voldoet uw lening aan de bv niet aan de voorwaarden, dan kan de belastinginspecteur zich op het standpunt stellen dat sprake is van een informele kapitaalverstrekking. Hierdoor is bij een afwaardering van de lening het verlies verrekenbaar tegen 25% (box 2), terwijl normaal gesproken het verlies ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden mag worden gebracht (box 1). Volgens de belastingrechter moet de inspecteur dan wel aantonen dat de geldlening onzakelijk is. Slaagt hij hier niet in, dan is het verlies op een lening wel in box 1 aftrekbaar.

Voorzichtigheid geboden
Maar ook als u onder zakelijke voorwaarden geld leent van uw bv, blijft het toch oppassen geblazen. Zo werd een dga door de rechter teruggefloten omdat er sprake was van een renteconstructie. De dga leende een bedrag van € 788.158 van zijn bv tegen een rente van 2,5%. Hij zette dit bedrag vervolgens op een privé-internetspaarrekening en ontving hierop een rente van 3,6%. Een rentevoordeel dus van 1,1%. Het resultaat in box 3 was nihil, omdat de schuld aan de bv wegviel tegen de bezitting (internetspaarrekening).

Renteconstructie belast in box 1
Volgens de rechter verrichtte de dga werkzaamheden in het economisch verkeer door het inlenen en vervolgens uitlenen van de gelden. Bovendien beoogde hij hiermee voordeel (1,1%) en dat voordeel was ook redelijkerwijs te verwachten. Het gevolg van deze uitspraak is dat het rentevoordeel voor de dga alsnog belast is in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Overigens is tegen deze beslissing door de dga beroep in cassatie aangetekend. Het is dus afwachten of uiteindelijk inderdaad het renteverschil bij de dga in box 1 wordt belast.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

7. Mogelijkheden om de herinvesteringstermijn te verlengen

Met de herinvesteringsreserve kunt u de opbrengst van de verkoop van een bedrijfsmiddel gebruiken voor de herinvestering in een ander bedrijfsmiddel. De belastingheffing over de behaalde boekwinst bij de verkoop van het bedrijfsmiddel wordt hierdoor uitgesteld. De herinvesteringstermijn bedraagt maximaal drie jaar, na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel hebt verkocht. U mag deze termijn onder bepaalde voorwaarden verlengen.

De herinvesteringstermijn
Zoals gezegd moet de herinvestering binnen drie jaar plaatsvinden. Wanneer na drie jaar de herinvesteringsreserve nog niet 'gebruikt' is, valt de herinvesteringsreserve vrij in de winst. Onder bepaalde voorwaarden kan deze termijn worden verlengd. De twee uitzonderingen zijn:

  • De aard van het aan te schaffen of voort te brengen bedrijfsmiddel vereist een langer tijdvak.
  • Binnen de driejaarstermijn is een begin van uitvoering gemaakt, maar door bijzondere omstandigheden is vertraging opgetreden.

Verlenging van de herinvesteringstermijn
Wilt u de herinvesteringstermijn verlengen, dan is het verstandig hiervoor een verzoek in te dienen bij de belastinginspecteur. Hij beoordeelt of volgens bovenstaande regels een verlenging kan worden toegekend. In veel gevallen worden ondernemers en de Belastingdienst het niet met elkaar eens. De rechter heeft dan het laatste woord. Vaak gaat het dan om de vraag of er sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor de herinvesteringstermijn verlengd kan worden.

Onlangs sprak de rechter in Breda zich uit over een geval van een bv die problemen ondervond bij de verkoop van een pand. De vraag was of hier sprake was van een bijzondere omstandigheid waardoor de herinvestering was vertraagd. De inspecteur was al akkoord gegaan met een verlenging van de herinvesteringstermijn van één jaar. Is een langere termijn mogelijk?

Verkoop pand zorgt voor problemen
De bv had een boekwinst behaald met de verkoop van een pand. De boekwinst had zij opgenomen in een vervangingsreserve die daarna is omgezet in een herinvesteringsreserve. Gedurende lange tijd was er onduidelijkheid over de verkoop van het verkochte pand aan de koper. In de vaststellingsovereenkomst waren namelijk voorwaarden opgenomen die moesten worden vervuld voordat de levering van het verkochte pand kon doorgaan. Wel had de bv al een begin van uitvoering gegeven aan de herinvestering. De rechter vond het heel redelijk dat de bv eerst de levering van het verkochte pand afwachtte, voordat zij over zou gaan tot vervanging van het pand. Daarom besliste de rechter dat er geen reden was tot opheffing van de herinvesteringstermijn door de inspecteur.

Burn-out
In een andere zaak besliste de rechter dat een burn-out van de directeur-grootaandeel-houder geen reden is om de termijn te verlengen! In zijn geval mag de inspecteur de herinvesteringsreserve terecht aan de winst van een bv toevoegen. Bovendien stelt de wet bij een bijzondere omstandigheid de eis dat een begin moet zijn gemaakt met de aanschaffing of voortbrenging van een vervangend bedrijfsmiddel. De dga had dat verzuimd te doen. De vraag of de ziekte van de dga een bijzondere omstandigheid vormt, is daarom in het midden gebleven. Het is dus altijd van belang om de verlenging van de herinvesterings-termijn goed met ons door te spreken.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

8. Btw-vrijstelling voor (para)medische beroepen

Voor diensten door beoefenaren van een aangewezen (para)medisch beroep bestaat een vrijstelling van omzetbelasting (btw). Beroepsbeoefenaren die onder de Wet-BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) vallen, zijn zonder meer vrijgesteld. Eind 2008 kondigde de regering echter aan dat zou worden gezocht naar mogelijkheden om ook beroepsbeoefenaren zonder afgeronde BIG-opleiding onder de btw-vrijstelling te laten vallen. De aanpassing van de vrijstelling wordt echter steeds opnieuw uitgesteld. Onlangs is bekend geworden dat 1 juli 2010 ook niet gehaald wordt.

In oktober 2009 hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Financiën al wel de voorwaarden voor een btw-vrijstelling aangegeven.

Gezondheidskundige verzorging voorop
De btw-vrijstelling kan alleen gelden voor de gezondheidskundige verzorging van de mens door zorgverleners met de vereiste beroepskwalificaties. Dat betekent dat ook de diensten van beroepsbeoefenaren zonder afgeronde BIG-opleiding vrijgesteld kunnen zijn van btw, maar dan moeten zij wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

Voorwaarde 1: opleidingskwalificaties
Er moet minimaal sprake zijn van een relevante opleiding op hbo-bachelor niveau. Bovendien moet de opleiding zijn erkend door het Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Hierdoor is de kwaliteit van de opleiding gewaarborgd. Naast kwaliteitsnormen is ook het opleidingscurriculum belangrijk.

Voorwaarde 2: beroepskwalificaties
De beroepsbeoefenaar moet zijn aangesloten bij een beroepsgroep. Bij deze beroepsgroep moet een systeem van registratie en herregistratie aanwezig zijn. Uit het register moet blijken welke beroepsbeoefenaren de beroepsopleiding met succes hebben afgerond. Daarnaast moet ook een systeem van klacht- en tuchtrecht aanwezig zijn.

Goedkeuring voor diverse beroepsgroepen
Voorlopig blijft de btw-vrijstelling ook gelden voor CAM-artsen, osteopaten (mits NVAO erkend) en chiropractoren (met Nuffic-verklaring). Hetzelfde geldt voor beroepsbeoefenaren die een BIG-beroep op antroposofische basis uitoefenen, zoals fysiotherapeuten en diëtisten. Vrijstelling geldt ook voor ergotherapeuten en GZ-psychologen, omdat deze beroepen in de Wet BIG geregeld zijn.

Afwijzing voor diverse beroepsbeoefenaren
De (ortho)pedagogen en psychologen vallen straks buiten de boot. Volgens minister Klink is de btw-vrijstelling niet van toepassing, omdat een studie pedagogiek of psychologie niet voldoende gericht is op de gezondheid van de mens. De btw-vrijstelling geldt weer wel voor de kinder- en jeugdpsycholoog, de psycholoog arbeid en gezondheid en de orthopedagoog-generalist. Deze beroepsgroepen zijn wat betreft de opleidingsduur en het opleidingniveau gelijkwaardig aan die van de GZ-psycholoog.

Alternatief register
Naast het BIG-register zal er in de uitvoeringsregeling van de Wet op de omzetbelasting een bijlage worden toegevoegd. In deze bijlage worden de beroepsgroepen aangegeven die aan de criteria voldoen om in aanmerking te komen voor de btw-vrijstelling.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

Tips nieuwsbrief 3e kwartaal 2010

1. Zakendoen in Duitsland of Frankrijk makkelijker (Ondernemer BV)
Ondernemers met exportambities in Duitsland en Frankrijk kunnen voortaan terecht op één website (www.internationaalondernemen.nl/startwijs). Op de website staan niet alleen activiteiten en uitgebreide informatie van NL EVD Internationaal, het exportagentschap van Economische Zaken, maar ook van handelsbevorderende organisaties zoals Fenedex en branche- en andere (ondernemers)organisaties.

2. Regeling tijdelijke willekeurige afschrijving verruimd (Ondernemer BV)
De regeling voor de tijdelijke willekeurige afschrijving (TWA) wordt zodanig verruimd dat investeringen uit 2009 en 2010 volledig versneld kunnen worden afgeschreven. In het investeringsjaar met een maximum van 50%, en het restant – anders dan tot nu toe – in één of meer van de volgende jaren. Door deze aanpassingen wordt het voor ondernemers makkelijker om de regeling beter te benutten. Minister De Jager van Financiën hoopt dat de verruiming resulteert in een groter liquiditeits- en rentevoordeel voor ondernemers.

De eis dat de ondernemer de investering (bijvoorbeeld een machine, auto of computersysteem) vóór 1 januari 2012 respectievelijk 1 januari 2013 in gebruik neemt, blijft wel gehandhaafd. De nieuwe TWA-regeling werkt terug tot en met 1 januari 2009. Op 1 januari 2011 vervalt de regeling weer.

3. Alle rijopleidingen krijgen hetzelfde btw-tarief (Ondernemer)
De keuzemogelijkheid om over bus- en vrachtwagenopleidingen, C(E) en D(E), wel of geen btw te heffen, vervalt per 1 juli 2010. Over alle rijopleidingen moet per deze datum hetzelfde btw-tarief van 19% betaald worden. Voor de consumentenrijopleidingen, motor- en auto-opleidingen (A en B), verandert er niets. De btw-plicht was tot nu toe alleen van kracht op deze rijopleidingen. Voor ondernemers in de branche vormt het gelijktrekken van de btw-plicht van 19% voor alle categorieën opleidingen, van A tot en met E, een verlichting van hun administratieve organisatie.

4. Voorlichting aan grensarbeiders over nieuwe wetgeving (Werkgever)
Grensarbeiders die willen weten wat de nieuwe Europese sociale zekerheidswetgeving voor hun eigen situatie betekent, kunnen terecht op www.grensinfopunt.nl. Bezoekers uit Nederland, België en vanaf nu ook Duitsland, krijgen de meest actuele informatie over de gevolgen voor de sociale zekerheid of belastingen van een verhuizing, een baan of een studie in een grensland.

De sociale verzekeringen van de EU-lidstaten sluiten vanaf 1 mei 2010 beter op elkaar aan. Op die dag werden twee nieuwe verordeningen van de EU van kracht. De verordeningen sociale zekerheid voorkomen bijvoorbeeld dat bij vertrek naar een andere EU-lidstaat iemand zijn sociale zekerheidsrechten kwijtraakt of onder geen enkel sociaal zekerheids-stelsel valt. Omgekeerd beschermt het mensen tegen dubbel verzekerd raken en dubbele premie moeten betalen. De regels gelden voor werknemers, zelfstandigen en niet-actieve personen die vallen onder de sociale zekerheidswetgeving van een of meer lidstaten.

5. Personeel dat steelt, krijgt ontslag op staande voet (Werkgever)
Het wegnemen van betrekkelijk kleine dingen als een krat bier of een pakje shag, kan een dringende reden voor ontslag opleveren. De werkgevers die de betreffende werknemers op staande voet hebben ontslagen, kregen gelijk van de kantonrechter. Het Burgerlijk Wetboek onderscheidt twee aanleidingen voor ontslag op staande voet. Een daarvan betreft omstandigheden die een ‘dringende reden’ opleveren. Alhoewel het in beide zaken om het stelen van betrekkelijk kleine dingen ging, kan dit toch een dringende reden voor ontslag opleveren. In beide gevallen hadden de stelende werknemers geen recht op een ontslagvergoeding.
 
6. Melding betalingsonmacht bestuurder alleen schriftelijk (DGA)
Als een bv niet in staat is zijn belastingschuld te betalen, dan is het van groot belang dat een bestuurder deze betalingsonmacht tijdig bij de Belastingdienst meldt. Als niet tijdig wordt gemeld, riskeert u hoofdelijke aansprakelijkheid. Deze melding moet u schriftelijk doen bij de Belastingdienst. Vanaf 4 juli 2010 kan dit ook elektronisch: het webformulier voor de melding betalingsonmacht in het persoonlijk domein voor bedrijven is dan gebruiksklaar. Als bestuurder kunt u dan dus ook een digitale melding doen.

7. Vrijstelling voor mkb-beleggingen vertraagd (Alle belastingplichtigen)
Mensen die met beleggingen startende of doorgroeiende mkb-ondernemingen verder willen helpen, zullen nog even geduld moeten hebben. De vrijstelling in box 3 voor deze groep van financiers moet nog worden goedgekeurd door de Europese Commissie. Pas daarna kan de vrijstelling worden ingevoerd. De Commissie zal de regeling toetsen aan het Europese staatssteunkader voor risicokapitaal. Verwacht wordt dat de Commissie binnen een redelijke termijn een besluit zal nemen.

8. KvK helpt bij bedrijveninvesteringszones (Ondernemer)
Ondernemers kunnen via de regeling Bedrijveninvesteringszones (BIZ) gezamenlijk hun winkelgebied, toeristisch gebied of bedrijventerrein verbeteren. Alle ondernemers in het BIZ-gebied betalen hieraan mee. Het voorbereiden van deelname aan de BIZ-regeling kost ongeveer een halfjaar. Daarvoor moet een flink aantal stappen worden gezet. De Kamer van Koophandel Rotterdam heeft sinds kort een stappenplan opgesteld om deelname aan de BIZ-regeling voor te bereiden. De BIZ-regeling loopt voorlopig tot 1 april 2011. Uitgebreide beschrijving van de stappen, voorbeelddocumenten en tips voor de communicatie zijn te vinden op de website van de Kamer van Koophandel Rotterdam via de (verkorte) link http://bit.ly/90zRUe.

9. Nieuw KvK-nummer bij bedrijfsovername (Ondernemer BV)
Voortaan zal iedere onderneming die in andere handen overgaat een nieuw nummer van de Kamer van Koophandel (KvK) krijgen. Dit is het geval als een gehele onderneming in handen komt van een andere natuurlijk persoon, een samenwerkingsverband (bijvoorbeeld als de eenmanszaak wordt voortgezet in een vof) of een bv. De KvK zal in deze gevallen een nieuw KvK-dossiernummer verstrekken. Na wijziging van het KvK-nummer zijn bedrijven verplicht om onder meer hun briefpapier, orders, facturen en website aan te passen. In sommige gevallen wordt geen nieuw KvK-nummer uitgegeven. Dit is onder andere het geval bij een aandelenoverdracht of bij omzettingen van een rechtspersoon in oprichting naar een rechtspersoon.

10. Aanmelden nieuwe bedrijfsmiddelen voor Energielijst 2011 (Ondernemer BV)
Tot 3 september 2010 is het voor ondernemers mogelijk om nieuwe energietechnieken in te dienen voor de energielijst 2011 van de Energie-investeringsaftrek (EIA). De voorstellen zijn wel afhankelijk van een aantal randvoorwaarden. Een voorstel kan via het Voorstelformulier Energielijst 2011 worden ingediend. Het formulier is te downloaden op www.senternovem.nl/eie/energielijst. Via de EIA kan 44% van de investeringskosten worden afgetrokken van de fiscale winst van een onderneming. EIA is aan te vragen voor de aanschaf- en voortbrengingskosten van (onderdelen van) bedrijfsmiddelen die aan de energieprestatie-eisen voldoen, inclusief voorzieningen die technisch noodzakelijk zijn voor deze bedrijfsmiddelen en die alleen daarvoor gebruikt worden. Deze staan in de Energielijst.

11. AOW-akkoord tussen werkgevers en vakbonden (Werkgever)
De AOW-leeftijd gaat in 2020 naar 66 en in 2025 naar 67 jaar, en ook het aanvullende pensioen gaat navenant later in. Dat staat in het principeakkoord tussen werkgevers en vakbonden. Na 2025 zal de leeftijd worden gekoppeld aan de stijgende levensverwachting en elke vijf jaar worden getoetst. Het blijft mogelijk om eerder te stoppen met werken en de AOW op 65 jaar te laten ingaan. De uitkering is dan wel 6,5% lager. Bij langer doorwerken is de uitkering juist 6,5% hoger. Uiteraard moet worden afgewacht of dit voorstel door de politiek wordt overgenomen.

12. Ook in 2011 kiezen voor een kwartaal-aangifte btw (Ondernemer)
Ondernemers kunnen ook in 2011 kiezen of ze hun btw-aangifte per kwartaal of per maand doen. De verruimde mogelijkheid tot kwartaalaangifte ontstond in 2009. Eind 2010 zou de tijdelijke crisismaatregel vervallen, maar vanwege het succes wordt de regeling met een jaar verlengd. Volgens de Belastingdienst groeit het aantal ondernemers dat de btw-afdracht per kwartaal wil regelen. Het afgelopen anderhalf jaar maakten meer dan 100.000 ondernemers de overstap naar de kwartaalaangifte. Ondernemers die kiezen voor de kwartaalaangifte hebben in die periode meer geld in kas en zijn minder tijd kwijt aan administratie.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

Nieuwsbrieven | Tips & Adviezen

Nieuwsbrieven van uw SRA - Kantoor

Archief

Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze site de uiterste zorg is nagestreefd, wordt iedere aansprakelijkheid uitgesloten voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op of via deze site (links) beschikbaar is.

Although at composing the contents of this site the extreme care has been pursued, every liability is excluded for inadequacies, incompletions and possible impact of acting on the basis of information which is on or by means of this site (links) available.

Terug naar boven