"Voor zeer persoonlijke dienstverlening aan zelfstandige ondernemers, vrije beroepsbeoefenaren, verenigingen, stichtingen en particulieren."
Lid van het Register Belastingadviseurs.
SRA Nieuwsbrief 1e kwartaal 2011
1. Betalingsproblemen? Krijg uitstel van de fiscus
Wanneer u als ondernemer betalingsproblemen heeft, kunt u onder omstandigheden uitstel van betaling voor uw belastingschulden krijgen.
Uitstel voor elke belastingschuld
In principe kunt u voor elke belastingschuld om uitstel vragen. Wel moet u eerst onderzoeken of u uw belastingschulden op een andere manier kunt betalen. De Belastingdienst vindt namelijk dat het verlenen van uitstel concurrentieverstorend werkt ten opzichte van ondernemers die hun belastingen wel op tijd betalen.
Uitstel wordt alleen verleend aan “gezonde bedrijven” die zekerheid kunnen stellen. Is uw onderneming failliet, dan kunt u in ieder geval geen uitstel van betaling krijgen. Bij surseance van betaling kan aan de bewindvoerder uitstel worden verleend voor een belastingschuld die is ontstaan vóór de surseance.
Uitsteltermijn
Het uitstel geldt voor maximaal twaalf maanden en u moet zekerheid stellen voor de totale omvang van de openstaande schuld. Bij een zekerheidsstelling moet worden gedacht aan een bankgarantie, een hypotheekrecht of een verpanding. De zekerheid moet gelijk zijn aan het bedrag waarvoor uitstel wordt gevraagd.
Let op!
Zorg ervoor dat uw verzoek bij de Belastingdienst binnen is voordat de betalingstermijn afloopt. Zo voorkomt u dat u een aanmaning ontvangt waarvoor u kosten moet betalen.
Bij eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en maatschappen is elke eigenaar, vennoot of maat verplicht om naast een verzoek om uitstel van betaling voor ondernemers, ook een verzoek om uitstel van betaling voor particulieren aan te vragen.
Melding van betalingsonmacht
Bent u bestuurder van bijvoorbeeld een bv en kan uw bv haar belasting niet betalen, dan moet u dat schriftelijk melden binnen twee weken na het verstrijken van de betalingstermijn. Doet u een verzoek om uitstel, dan merkt de Belastingdienst dit verzoek aan als een schriftelijke melding van betalingsonmacht. Dat is echter alleen het geval als het verzoek inzicht geeft in de oorzaak en omstandigheden van de betalingsproblemen. Bij een niet tijdige melding van betalingsonmacht riskeert u als bestuurder dat u hoofdelijk aansprakelijk gesteld wordt voor de belasting die uw bv niet heeft voldaan.
Let op!
De Belastingdienst zal na het verstrijken van de oorspronkelijke betalingstermijn gewoon rente in rekening brengen. Hoe langer het uitstel, hoe meer rente is verschuldigd!
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
2. Zekerheid over arbeidsongeschiktheidsrisico van werknemers
U kunt als werkgever eigenrisicodrager worden voor de WGA (regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Het arbeidsongeschiktheidsrisico van uw werknemers wordt dan door uzelf gedragen. Dit risico kan vervolgens eventueel (deels) worden verzekerd bij een particuliere verzekeraar. Waar moet u op letten en wanneer moet uw aanvraag voor eigenrisicodragerschap bij de Belastingdienst binnen zijn?
Eigenrisicodragerschap
Hoofdregel is dat als uw werknemer ziek wordt, het UWV de uitkering betaalt. Als werkgever betaalt u hiervoor verzekeringspremies, maar 50% van de gedifferentieerde WGA-premie mag u verhalen op uw werknemers. Als u dit doet, moet u de premie inhouden op het nettoloon. Wanneer het risico van arbeidsongeschiktheid in uw bedrijf laag is, kan het gunstiger zijn om eigenrisicodrager te worden voor de WGA. U betaalt dan geen gedifferentieerde WGA-premie, maar op het moment dat een werknemer recht heeft op een uitkering, betaalt u deze uitkering gedurende de eerste tien jaar zelf.
Re-integratie
Bij het nemen van het eigen risico bent u gedurende de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid zelf verantwoordelijk voor de re-integratie van de werknemer. Vanaf de start van de WGA-uitkering blijft u vervolgens nog tien jaar verantwoordelijk voor die re-integratie. U draagt dus in totaal in principe maximaal twaalf jaar de kosten van re-integratie.
Particulier verzekeren
Het risico van uitkeringen aan uw arbeidsongeschikte (ex-)werknemer kunt u eventueel particulier verzekeren. Dit heeft uiteraard alleen zin als de kosten van de verzekeringspremies lager uitvallen dan de premies die u aan het UWV betaalt. Dit kan voor de WGA bijvoorbeeld het geval zijn als u tussen 2001 en 2005 geen of een lage WAO-instroom had. Maar ook als u vanaf 2006 nog geen instroom in de WGA heeft gehad en geen langdurig zieke werknemers heeft.
Dien uw aanvraag op tijd in
Er zijn twee momenten in het jaar waarop het eigenrisicodragerschap kan beginnen: 1 januari of 1 juli. Uw aanvraag voor het eigenrisicodragerschap moet tenminste dertien weken vóór de beoogde ingangsdatum (dus voor 2 oktober of voor 1 april) binnen zijn bij de Belastingdienst. Er zijn twee voorwaarden verbonden aan het eigenrisicodragerschap:
- U heeft een garantieverklaring van een erkende kredietinstelling of een erkende verzekeraar.
- U bent in de drie jaar voor de beoogde ingangsdatum niet al eerder eigenrisicodrager voor de WGA geweest.
Complexe regelgeving
De regelgeving rondom het eigenrisicodragerschap is zéér complex. Laat u goed adviseren voordat u besluit om het eigenrisicodragerschap op u te nemen.
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
3. Hoe werkt de (onbelaste) vaste kostenvergoeding in de werkkostenregeling?
Veel werkgevers geven aan hun werknemers een vaste kostenvergoeding. Inmiddels geldt per 2011 de werkkostenregeling: een nieuwe manier van omgaan met vergoedingen en verstrekkingen. Ook onder de werkkostenregeling kunt u nog steeds onbelast een vaste kostenvergoeding geven voor bepaalde zaken. Maar let op: de eisen zijn wel aangescherpt.
De werkkostenregeling: een keuze
De werkkostenregeling geldt sinds 1 januari van dit jaar. Maar werkgevers hebben nog gedurende drie jaar de mogelijkheid een overgangsregeling te hanteren en op basis van de oude wet vergoedingen en verstrekkingen te doen. Heeft u nog niets gedaan met de werkkostenregeling, dan geldt deze overgangsregeling voor u. Uiterlijk in 2014 bent u verplicht de werkkostenregeling te gaan toepassen. Bereid u dus vast voor.
Vaste kostenvergoeding
Als u onder de oude regeling een vaste kostenvergoeding verstrekt aan werknemers, dan moet deze vergoeding onderbouwd zijn. Dat wil zeggen dat er een specificatie moet zijn waaruit blijkt voor welke zaken een kostenvergoeding wordt gegeven en de daarbij behorende bedragen. De Belastingdienst kan u vervolgens vragen om een steekproef. Onder de werkkostenregeling is dit niet meer genoeg. Aan de vaste kostenvergoeding moet dan altijd een onderzoek ten grondslag liggen. Wilt u dus in de toekomst ook een vaste kostenvergoeding blijven geven, start dan een kostenonderzoek.
Bonnetjes verzamelen
Dat betekent dat u uw werknemers gedurende een aantal maanden bonnetjes (van kosten) moet laten verzamelen en op basis hiervan bepaalt welke kostenvergoedingen uw werknemers krijgen. Van belang hierbij is dat u uw werknemers indeelt in groepen die vergelijkbaar zijn qua kosten. Stel u heeft drie vertegenwoordigers en twee van hen maken kosten voor maaltijden tijdens dienstreizen. Een van hen maakt deze kosten niet. In dat geval kan deze derde vertegenwoordiger, als hij bij de groep vertegenwoordigers wordt meegenomen, ervoor zorgen dat de representatiekosten van de andere twee vertegenwoordigers discutabel worden. In een dergelijk geval is het dan ook slim om deze vertegenwoordiger, indien mogelijk, in een andere groep te plaatsen.
Niet alle kosten onbelast
Verder moet u weten dat u niet voor alle kosten een (onbelaste) vaste kostenvergoeding mag verstrekken. Onder de werkkostenregeling zijn de mogelijkheden hiervoor beperkt. Ga dan ook eerst na welke kosten uw werknemers maken en bepaal vervolgens welke van deze kosten u onbelast mag geven. Meer informatie hierover vindt u op www.belastingdienst.nl onder het zoekwoord “werkkostenregeling”. Komt u er niet uit, dan kunt u hiervoor ook terecht bij uw SRA-adviseur.
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
4. Is beleggen in durfkapitaal nog wel aantrekkelijk?
Wie een startende ondernemer financieel steunt met een lening, kan rekenen op een aantal aantrekkelijke fiscale faciliteiten. Het kabinet legt de faciliteiten voor beleggingen in durfkapitaal echter steeds meer aan banden.
Onder durfkapitaal wordt verstaan:
- geregistreerde achtergestelde leningen aan startende ondernemers (directe beleggingen);
- leningen aan en beleggingen in erkende participatiemaatschappijen (indirecte beleggingen);
- beleggingen in erkende cultuurfondsen.
Vrijstelling in box 3
Durfkapitaal is dus geld dat u uitleent aan een startende ondernemer of belegt in bepaalde participatiemaatschappijen of cultuurfondsen. Onder voorwaarden kunt u hiervoor een vrijstelling krijgen in box 3. De vrijstelling bedraagt maximaal € 55.476. Heeft u het hele jaar dezelfde fiscale partner, dan geldt een gezamenlijke vrijstelling van € 110.952.
Heffingskorting aan banden
Voor de achtergestelde lening aan een startende ondernemer en voor culturele beleggingen gold in 2010 nog een extra heffingskorting van 1,3% van het bedrag dat is vrijgesteld in box 3. Deze korting wordt de komende jaren afgebouwd. Dit jaar is de korting 1% om vervolgens stapsgewijs op nul uit te komen met ingang van 2014.
Verlies niet meer aftrekbaar
Ook de persoonsgebonden aftrekpost voor een verlies op de achtergestelde lening aan een startende ondernemer is komen te vervallen. Een verlies is dus niet meer aftrekbaar. Er geldt een uitzondering voor leningen die vóór 1 januari 2011 zijn verstrekt. Deze verliezen blijven wel aftrekbaar.
Wel of geen durfkapitaal
Startende ondernemers zijn blij met een extra steuntje in de rug. Zeker als zij geen krediet kunnen krijgen van de bank. Voor u als gelduitlener zijn er nog steeds fiscale voordelen te behalen, maar deze worden wel minder.
Let op!
Een durfkapitaallening moet dienen ter financiering van het verplichte ondernemingsvermogen van de beginnende ondernemer. U mag de lening niet financieren met geleend geld. Daarnaast moet u samen met de ondernemer een leenovereenkomst opstellen waarin onder meer staat dat het gaat om een achtergestelde lening en een lening in durfkapitaal. Het minimaal uit te lenen bedrag is € 2.269 en u mag geen (ondernemings)partner van de starter zijn. Een andere voorwaarde is dat u de leenovereenkomst binnen vier weken laat registreren bij de Belastingdienst.
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
5. Twijfels over jaarlijkse btw-correctie auto van de zaak
Heeft u als ondernemer in de inkomstenbelasting een auto van de zaak en gebruikt u deze ook privé, dan moet u jaarlijks een btw-correctie toepassen voor het privégebruik. Deze bedraagt in de meeste gevallen 12% over 25% van de cataloguswaarde van de auto. Gebruikt u de auto jaarlijks minder dan 500 km privé, dan hoeft u de correctie niet toe te passen. De Hoge Raad twijfelt nu of Nederland deze btw-correctie voor de ondernemer zo wel mag toepassen en heeft hierover vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie (hierna: HVJ EU).
Europese richtlijnen
Alle landen van de EU kennen hun eigen btw-systeem om omzetbelasting te heffen. Om de heffing te harmoniseren, zijn er in het verleden richtlijnen uitgevaardigd. EU-landen moeten omzetbelasting heffen volgens deze richtlijnen. De belangrijkste richtlijn was de Zesde Richtlijn. Deze is in 2007 vervangen door de huidige btw-richtlijn.
Waar twijfelt de Hoge Raad aan?
De Hoge Raad twijfelt of de btw-correctie over het privégebruik van de auto van de zaak voor de ondernemer wel richtlijnconform is. In zowel de Zesde Richtlijn als de huidige btw-richtlijn is een zogenaamde standstill-bepaling opgenomen. Die houdt in dat Nederland de btw-correctie mag handhaven zoals deze bestond bij invoering van de Zesde Richtlijn op 1 januari 1979. Destijds bedroeg de btw-correctie 12% van de onttrekking in de inkomstenbelasting. De onttrekking was toen 20% van de cataloguswaarde van de auto. Sinds die tijd is het percentage van 12 een aantal malen gewijzigd, maar dit bedraagt thans weer 12%. Ook de bijtelling in de inkomstenbelasting is een aantal malen gewijzigd. Op dit moment bedraagt de maximale bijtelling 25%, oftewel hoger dan de 20% die gold bij invoering van de Richtlijn.
Hoewel het HVJ EU nog met een uitspraak moet komen, is het niet de verwachting dat het Hof de hele Nederlandse btw-correctie over het privégebruik van de auto onverbindend verklaart. Mogelijk beslist het Hof wel dat Nederland moet uitgaan van de btw-correctie zoals die gold op 1 januari 1979. De correctie is dan 12% van 20% van de cataloguswaarde.
Wel of geen bezwaar?
Hoewel het belang niet al te groot is, kan het toch een overweging waard zijn om bezwaar aan te tekenen tegen uw aangifte waarin u de privécorrectie voor 2010 heeft verwerkt. Op die manier behoudt u uw rechten voor het geval de uitkomst van de procedure uiteindelijk in uw voordeel uitpakt. Wilt u bezwaar aantekenen, doe dit dan wel binnen zes weken na de dag van betaling van uw omzetbelastingschuld.
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
6. Pas op met de verkrijging van aandelen in een onroerendgoed-bv
Als u onroerend goed koopt, is veelal overdrachtsbelasting verschuldigd. Die bedraagt 6% van de waarde van het onroerend goed. In het verleden werd de overdrachtsbelasting omzeild door onroerend goed onder te brengen in een BV. Vervolgens zouden de aandelen in die BV kunnen worden verkocht, zonder de heffing van overdrachtsbelasting. Het onroerend goed zelf wordt immers niet verkocht, maar blijft eigendom van de BV. Maar via het aandelenbelang kon wel het economische belang bij dat onroerend goed worden verkocht. Om zo’n eenvoudige ontgaansmogelijkheid te voorkomen, bevat de overdrachtsbelasting een anti-misbruikbepaling.
Kort gesteld komt het er op neer dat als aandelen in een onroerendgoed-BV worden verkocht, toch overdrachtsbelasting wordt geheven. Die bedraagt dan 6% van de waarde van het onroerend goed, ook als die waarde hoger is dan de waarde van de aandelen. Het tussenschuiven van een BV heeft daardoor geen zin meer.
Deze anti-misbruikbepaling is alleen onder strikte voorwaarden van toepassing. Ten eerste moesten de bezittingen van de BV voor 70% of meer bestaan uit in Nederland gelegen onroerend goed. Bovendien kwam de heffing van overdrachtsbelasting alleen aan de orde als, kort gesteld, men tenminste 1/3 deel van de aandelen verkreeg. Op allerlei manieren werd er in de praktijk voor gezorgd dat niet aan die voorwaarden werd voldaan. Daardoor kon de heffing van overdrachtsbelasting toch achterwege blijven. Om die reden is sinds 1 januari 2011 sneller sprake van een onroerendgoed-BV.
Wanneer is er een onroerendgoed-BV?
Een van de voorwaarden om een BV als onroerendgoed-BV aan te merken was dat de bezittingen voor tenminste 70% uit in Nederland gelegen onroerend goed moesten bestaan. Sinds 1 januari 2011 geldt echter een lager criterium. Als de bezittingen voor tenminste 50% uit onroerend goed bestaan, komt men in de gevarenzone. Het maakt daarbij niet uit of het in Nederland gelegen onroerend goed is of buitenlands onroerend goed. Wel ligt er een beperking. Onroerend goed dat wordt gebruikt voor een echte onderneming (denk aan het gebouw bij een BV die een hotel exploiteert) is in eerste aanleg niet van belang. Het gaat eigenlijk om onroerend goed dat als belegging wordt aangehouden.
Kunstmatig gecreëerde bezittingen
In de praktijk werd de bezitseis (voorheen 70% thans 50%) nog weleens omzeild door de balans “op te pompen”. Bijvoorbeeld door een lening aan te gaan, kon het banksaldo aan de actiefzijde van de balans worden verhoogd. Daardoor werd minder snel aan de bezitseis voldaan. Weliswaar is de bezitseis nu verlaagd, maar men achtte het toch nodig om ook iets aan deze oppompconstructies te doen. Om die reden worden gecreëerde activa, zoals gecreëerde vorderingen op verbonden lichamen of natuurlijke personen genegeerd als de toetsing aan het 50%-percentage plaatsvindt. Het gaat dan om vorderingen die eigenlijk niet voortvloeien uit de normale bedrijfsuitoefening van het lichaam. Dergelijke bezittingen worden onder de nieuwe wetgeving buiten beschouwing gelaten voor de toets aan de bezitseis.
Overige maatregelen
De wetgever heeft per 1 januari 2011 nog diverse andere wijzigingen doorgevoerd om mogelijk misbruik te voorkomen. Het gaat bijvoorbeeld om maatregelen die voorkomen dat de eigendom bij een onroerend goed wordt gesplitst over verschillende BV’s, maar ook tezamen beoordelen van afzonderlijke transacties die in de loop van de tijd plaatsvinden. Die maatregelen zijn allemaal zeer technisch van aard en bespreken wij om die reden hier niet.
Tot slot
Door alle maatregelen is er eerder dan voorheen sprake van een onroerendgoed-BV. Voordat aandelen worden gekocht in een BV met daarin onroerend goed, is het verstandig om samen met uw SRA-adviseur te onderzoeken of de koop tot overdrachtsbelastingheffing leidt. Ook bij het aanpassen van de statuten waar het de aandeelhoudersrechten betreft, kan overdrachtsbelasting aan de orde komen. In al die gevallen is overleg dan ook verstandig.
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
7. Flexibele bv komt eraan
Sneller en eenvoudiger een bv oprichten en meer vrijheid om uw bedrijf naar uw eigen wensen in te richten. Het behoort straks allemaal tot de mogelijkheden. Om ervoor te zorgen dat de bv-vorm aantrekkelijk blijft voor ondernemers, zijn er plannen om het bv-recht te vereenvoudigen en te flexibiliseren.
Eenvoudiger een bv oprichten
Het minimaal te plaatsen aandelenkapitaal van € 18.000 bij de oprichting van een bv wordt afgeschaft. Ook hoeft bij inbreng in geld geen bankverklaring meer te worden overgelegd en vervalt de verplichte accountantsverklaring bij inbreng in natura (bijvoorbeeld inbreng van een onderneming). De verplichting om een beschrijving van de inbreng in natura op te stellen, blijft wel gehandhaafd.
Verklaring van geen bezwaar
U hoeft straks geen verklaring van geen bezwaar meer aan te vragen bij de oprichting (en statutenwijziging) van een besloten vennootschap (bv) of naamloze vennootschap (nv). Daarvoor in de plaats komt een nieuw systeem van doorlopende controle van rechtspersonen.
Betere crediteurenbescherming
Om schuldeisers voldoende te beschermen, wordt de aansprakelijkheid van het bestuur en van de aandeelhouders vergroot. Dividenduitkeringen zijn alleen mogelijk als het eigen vermogen van de bv groter is dan de wettelijke reserves of de reserves die volgens de statuten moeten worden aangehouden. Het bestuur moet goedkeuring verlenen aan de dividenduitkering. Er moet een uitkeringstest worden uitgevoerd. De bv mag geen dividend uitkeren als blijkt dat zij haar schulden niet kan blijven betalen. Gebeurt dit toch, dan kunnen bestuurders en aandeelhouders aansprakelijk worden gesteld.
Akte van oprichting en statuten
In de akte van oprichting van een bv wordt het bedrag van het geplaatste kapitaal en het gestorte deel daarvan vermeld. Zijn er verschillende soorten aandelen, dan moet het geplaatste en gestorte kapitaal worden uitgesplitst per soort. Het geplaatste kapitaal hoeft niet volgestort te zijn. In de statuten is het niet langer verplicht om het maatschappelijk kapitaal op te nemen. Het aantal aandelen hoeft ook niet langer te worden vastgelegd. De statuten vermelden alleen nog het nominale bedrag van elke soort aandelen.
Meer inrichtingsvrijheid
U krijgt meer vrijheid bij de inrichting van uw bv. Zo wordt het bijvoorbeeld mogelijk om stemrechtloze en winstrechtloze aandelen uit te geven. Aan bepaalde aandelen kunnen verplichtingen worden verbonden.
Afschaffing blokkeringsregeling
De verplichte blokkeringsregeling wordt afgeschaft. Nu is het nog zo dat als een aandeelhouder zijn aandelen wil verkopen, hij de goedkeuring nodig heeft van zijn mede-aandeelhouders of dat hij zijn aandelen eerst aan hen moet aanbieden. Straks is deze beperking een keuze.
Inkoop van eigen aandelen
Tot slot wordt het makkelijker om eigen aandelen in te kopen. De beperking van de verkrijging van eigen aandelen tot maximaal de helft van het geplaatste kapitaal wordt afgeschaft. Alle aandelen, op een na, mogen worden ingekocht. Ook de regels voor afstempeling van aandelenkapitaal of intrekking van aandelen worden versoepeld.
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
8. Buitenlandse auto van de zaak aantrekkelijker
Wanneer u een in het buitenland geregistreerde auto in Nederland gebruikt, dan bent u voor aanvang van het weggebruik in Nederland BPM verschuldigd. Tot voor kort moest u eerst de volledige BPM betalen en werd – op verzoek – een gedeelte van de BPM teruggegeven zodra de auto weer buiten Nederland was gebracht. U moest dus een fors bedrag voorschieten. Aan deze manier van heffing en teruggave is nu een einde gekomen. De regels zijn versoepeld, waardoor het aantrekkelijker wordt om een auto in het buitenland te leasen of te huren.
BPM-verzoek bij aangifte
Heeft u in een ander land een auto gehuurd of geleased, dan is het voortaan mogelijk om bij de aangifte BPM, voor aanvang van het gebruik in Nederland, ook direct een verzoek om teruggaaf in te dienen. Aangifte en teruggaaf worden dus tegelijkertijd met elkaar verrekend. U hoeft alleen nog het daadwerkelijke saldo te betalen. Blijkt achteraf dat er een onjuist bedrag aan BPM is teruggegeven, dan kan alsnog een correctie volgen.
Uitspraak van het Europese Hof
De regels zijn versoepeld naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Volgens deze uitspraak moet Nederland bij de berekening van de verschuldigde belasting voor een in een andere lidstaat geregistreerd en gehuurd voertuig, rekening houden met de gebruiksduur van het Nederlandse wegennet. Een aanpassing in het systeem van betalen en terugontvangen van BPM was dus noodzakelijk.
Voorwaarden
Om van deze regeling gebruik te kunnen maken, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- Uit een huur- of leaseovereenkomst moet blijken dat er sprake is van een zakelijk overeengekomen gebruik tussen het verhuurbedrijf of de leasemaatschappij en u als automobilist.
- De huur- of leasetermijn bedraagt maximaal drie jaar. Dit geldt ook voor de gebruiksperiode in Nederland.
- Een verlenging van de duur van de huur- of leaseovereenkomst moet ten minste twee weken vóór de ingangsdatum schriftelijk worden gemeld aan de belastinginspecteur. In dat geval wordt de BPM over de verlengde periode nageheven zonder boete. U moet wel rekening houden met de maximale termijn van drie jaar.
- Het motorrijtuig is geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is binnen de Europese Economische Ruimte (IJsland, Noorwegen of Liechtenstein).
Terug naar boven | Terug naar Nieuws
Tips nieuwsbrief 1e kwartaal 2011
1. Betaal lijfrentepremie op tijd (Alle belastingplichtigen)
Heeft u een lijfrenteverzekering, dan zijn de door u betaalde premies aftrekbaar in de aangifte inkomstenbelasting, mits u een aantoonbaar pensioentekort heeft. Wilt u de premie nog in de aangifte over 2010 in aftrek brengen, dan moet deze premie vóór 1 april 2011 betaald zijn. Er is dus een terugwenteling mogelijk voor betaalde premies in de eerste drie maanden van 2011. Vanaf het belastingjaar 2011 vervalt deze mogelijkheid. Dat betekent dat u voor aftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2011 de lijfrentepremie ook dit jaar moet betalen. Aftrek is anders niet mogelijk.
2. Geen belasting voor DSB-spaarders met tegoed (Alle belastingplichtigen)
Oud DSB-spaarders hoeven geen belasting te betalen over het spaargeld dat zij nog tegoed hebben van DSB voor zover geen uitkering onder het depositogarantiestelsel te verwachten is. Bezittingen en schulden worden in box 3 in aanmerking genomen voor de waarde in het economisch verkeer. Voor de bepaling van de waarde is het voor de Belastingdienst belangrijk om te weten of de rekeninghouder (een deel van) zijn geld zal krijgen, op welk moment hij een eventuele uitkering zal krijgen en hoe groot die uitkering zal zijn. Aangezien de curatoren voorzien dat de kans op een uitkering gering is, worden zowel op 1 januari 2010 als op 31 december 2010 de DSB-vorderingen op nihil gesteld. Dit geldt voor alle vorderingen uit (spaar)rekeningen bij DSB waarop het depositogarantiestelsel niet van toepassing is.
3. Belastingdienst gaat bellen bij bezwaar (Alle belastingplichtigen)
De Belastingdienst wil bezwaarschriften van belastingplichtigen sneller gaan verwerken. In alle belastingregio’s worden de komende tijd speciale teams ingericht die de bezwaren sneller kunnen afwikkelen. Ook wordt er vaker dan voorheen telefonisch contact gezocht met de indiener van het bezwaar. Onduidelijkheden komen zo eerder aan het licht en wederzijdse vragen kunnen sneller worden beantwoord.
4. Btw-nummers controleren (Ondernemer BV)
Levert u diensten of goederen aan een buitenlandse ondernemer binnen de Europese Unie, dan moet u er zeker van zijn dat het btw-nummer van uw zakelijke klant klopt. U heeft dit nummer bijvoorbeeld nodig voor uw ICP-opgave. Wilt u het btw-nummer controleren, dan kunt u dit doen via de Belastingtelefoon. Dit kan echter maar voor maximaal 5 nummers per telefoongesprek. Wilt u een groot aantal btw-nummers in één keer laten checken, dan kan dit via www.btw-nummer-controle.nl.
5. Digitale vraagbaak over AOV-verzekeringen (Ondernemer)
Vanaf nu kunnen zelfstandig ondernemers alle nodige informatie over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen vinden op www.verzekerenvoorzelfstandigen.nl. De website is een initiatief van het Verbond van Verzekeraars met de Kamer van Koophandel, het Platform Zelfstandige Ondernemers en FNV Zelfstandigen. U kunt hier antwoord krijgen op vragen zoals: hoe werkt de AOV, welke vorm is handig en is het wel of niet noodzakelijk om een verzekering af te sluiten?
6. Inbeslagname administratie bij onderbetaling (Werkgever)
De Arbeidsinspectie mag binnenkort, bij een vermoeden van onderbetaling, de administratie van een werkgever in beslag nemen. De inspectiedienst controleert onder andere of werkgevers minimaal het wettelijk minimumloon en het verplichte vakantiegeld betalen. Op dit moment mag de inspectie bij een vermoeden van onderbetaling wel de administratie van werkgevers inzien en kopiëren, maar niet in beslag nemen.
7. Kleinebanenregeling ook in 2011 (Werkgever)
De kleinebanenregeling is met een jaar verlengd en geldt dus ook in 2011. Werkgevers hoeven geen premies werknemersverzekeringen te betalen voor werknemers jonger dan 23 jaar die minder verdienen dan ongeveer de helft van het wettelijk minimumloon. De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet wordt in dat geval op nul gezet. U hoeft als werkgever eveneens geen vergoeding voor de inkomensafhankelijke bijdrage te geven. Loonheffing moet u wél gewoon inhouden.
8. Standaard vijf jaar voor ambtshalve vermindering of teruggaaf (Alle belastingplichtigen)
Bent u het niet eens met uw belastingaanslag, maar bent u te laat met het indienen van een bezwaarschrift, dan kunt u de Belastingdienst schriftelijk verzoeken om een ambtshalve vermindering. Tot voor kort kon dit voor sommige belastingmiddelen tot zeven jaar na het einde van het jaar van de aanslag. Deze termijn is gewijzigd. Vanaf 2011 is de termijn voor een ambtshalve vermindering of teruggaaf voor alle belastingen vijf jaar geworden. Let op: voor toekenning van een ambtshalve vermindering gelden wel nadere voorwaarden. Het kan dus zijn dat de Belastingdienst uw verzoek niet honoreert.
9. De fiscus betaalt mee aan energiezuinige bedrijfsmiddelen (Ondernemer BV)
Investeert uw bedrijf in energiebesparing of in bedrijfsmiddelen die duurzame energie opwekken, dan kunt u via de Energie-investeringsaftrek (EIA) fiscale steun ontvangen van de overheid. Het beschikbare budget voor 2011 is € 151 mln. Ten opzichte van de regeling van 2010 zijn er enkele wijzigingen. Het percentage voor de EIA is verlaagd van 44 naar 41,5 en de energielijst is per 1 januari 2011 vernieuwd. Er staat een aantal nieuwe technieken op de energielijst, terwijl enkele bestaande technieken zijn afgevoerd. De complete energielijst staat op de website van Agentschap NL: www.nlenergieenklimaat.nl.
10. Nieuwe nummers bij inschrijving Kamer van Koophandel (BV)
De Kamer van Koophandel is in december gestart met de uitgifte van het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatie Nummer (RSIN). Dit nummer vervangt het fiscale nummer van de Belastingdienst voor niet-natuurlijke personen en heeft exact dezelfde nummerkenmerken. Voor startende samenwerkingsverbanden en rechtspersonen betekent dit dat zij zich voortaan alleen nog hoeven in te schrijven bij de Kamer van Koophandel en niet meer apart bij de Belastingdienst. Aan de hand van het RSIN bepaalt de Belastingdienst over het algemeen binnen vijf werkdagen de benodigde fiscale nummers .
11. Schenken in 2011 (Alle belastingplichtigen)
Dit jaar mag u een bedrag van € 5.030 belastingvrij aan uw kinderen schenken. Is uw zoon/dochter of diens partner tussen de 18 en 35 jaar, dan mag u eenmalig belastingvrij een bedrag schenken van € 24.144. Dit bedrag mag nog worden verhoogd tot € 50.300 als uw zoon of dochter het geld gebruikt voor een buitengewoon dure studie of voor de eigen woning. Opa en oma mogen hun kleinkinderen dit jaar verrassen met een belastingvrije schenking van € 2.012.
12. Hoog btw-tarief op podiumkunsten en kunstvoorwerpen (Alle belastingplichtigen)
De geplande btw-verhoging op podiumkunsten is met een halfjaar uitgesteld tot 1 juli van dit jaar. Koopt u echter vanaf 1 januari 2011 een kaartje voor een voorstelling die plaatsvindt na 1 juli, dan bent u wel degelijk het hoge btw-tarief van 19% verschuldigd. Bovendien geldt het uitstel niet voor de aankoop van antiek en kunstvoorwerpen. De btw hierop is per 1 januari 2011 verhoogd naar 19%.
Disclaimer
Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze site de uiterste zorg is nagestreefd, wordt iedere aansprakelijkheid uitgesloten voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op of via deze site (links) beschikbaar is.
Although at composing the contents of this site the extreme care has been pursued, every liability is excluded for inadequacies, incompletions and possible impact of acting on the basis of information which is on or by means of this site (links) available.